Het verbod op onrechtmatige bedingen tussen ondernemingen is jarig.

Op 1 december 2020 traden de bepalingen in werking die het verbod op onrechtmatige bedingen tussen ondernemingen regelen. Deze bepalingen werden ingevoegd in het Wetboek Economisch recht bij Wet van 4 april 2019, waarmee ook het verbod op misbruik van economische afhankelijkheid (inw. 22 augustus 2020) en het verbod op oneerlijke marktpraktijken (inw. 1 september 2019) werden ingevoegd in het Wetboek Economisch Recht.

 

Toepassingsgebied

Het verbod op onrechtmatige bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen is van toepassing op alle ondernemingen, en op alle soorten overeenkomsten en alle bedingen die gesloten, hernieuwd of gewijzigd zijn vanaf 1 december 2020. 

Met andere woorden speelt de omvang van uw onderneming, de sector waarin zij actief is, de vorm die zij heeft aangenomen (eenmanszaak of vennootschap), de producten of diensten zij aanbiedt, … voor de toepasselijkheid van deze regelgeving geen enkele rol. 

Daarop gelden slechts twee uitzonderingen, m.n. financiële diensten en overheidsopdrachten, die van deze regelgeving uitdrukkelijk zijn uitgesloten.

 

Wat is onrechtmatig?

Om te bepalen welke bedingen onrechtmatig zijn, heeft de wetgever – in lijn met wat reeds lager geldt voor overeenkomsten met consumenten – voorzien in een aantal mechanismen. 

Zo werd als basisregel vooropgesteld dat overeenkomsten en bedingen op een duidelijke en begrijpelijke manier moeten worden opgesteld (artikel VI.92/2 WER). Onduidelijke of onbegrijpelijke bedingen worden op zichzelf niet gesanctioneerd, maar lopen sneller het risico “onrechtmatig” geacht te worden.  

Daarnaast werd een algemene toetsingsnorm voorzien. Volgens deze norm worden bedingen geacht onrechtmatig (lees: oneerlijk) te zijn indien alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht scheppen tussen de rechten en plichten van de partijen (artikel VI.91/3 WER). 

Belangrijk is dat een beding slechts onrechtmatig kan worden geacht indien het gaat om:

  • Een kennelijk onevenwicht (geen klein/gewoon onevenwicht); en 
  • Een juridisch onevenwicht (geen economisch onevenwicht). 

Met andere woorden, het feit dat er een (zelfs kennelijk) economisch onevenwicht bestaat, is niet relevant. Wel relevant is of het beding een kennelijk onevenwicht creëert tussen de juridische positie van de ene onderneming ten opzichte van de andere. Om dit te beoordelen moet men rekening houden met alle omstandigheden waarin de overeenkomst tot stand gekomen is, de aard van de producten of diensten, de geldende handelsgebruiken (sector), en alle andere aspecten van de overeenkomst.

Voorts werd een zwarte lijst vastgesteld van bedingen die per definitie onrechtmatig en dus steeds verboden zijn (artikel VI. 91/4 WER), met name: 

  • Het voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij, terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil.
  • De onderneming het éénzijdig recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren.
  • In geval van betwisting, de andere partij te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming.
  • Op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen voor het sluiten van de overeenkomst. 

Tot slot een grijze lijst van bedingen die vermoed worden onrechtmatig te zijn, maar waarbij het tegenbewijs kan worden geleverd (artikel VI.95/5 WER), met name:

  • De onderneming het recht verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst éénzijdig te wijzigen.
  • Een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijk opzegtermijn.
  • Zonder tegenprestatie het economische risico op een partij te leggen indien die normaliter op de andere onderneming of op een andere partij bij de overeenkomst rust.
  • Op ongepaste wijze de wettelijke rechten van een partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeelde wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de andere onderneming van één van haar contractuele verplichtingen.
  • Onverminderd art. 1184 van het Burgerlijk Wetboek de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn.
  • De onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of behoudend overmacht, voor het niet-uitvoeren van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken.
  • De bewijsmiddelen waarop de andere partij een beroep kan doen te beperken of
  • In geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die kennelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden.

 

Gevolgen

Een onrechtmatig beding is nietig, maar de overeenkomst blijft voor het overige mogelijk wel voortbestaan. Dit zal het geval zijn indien het nietige beding niet essentieel is voor het bestaan of de uitvoering van de overeenkomst an sich.

Het is met andere woorden belangrijk om te checken of uw algemene voorwaarden en contracten de toets doorstaan. Zo niet, doet u er goed aan uw algemene voorwaarden en contracten aan te passen, teneinde bij discussie onaangename verrassingen met uw contractpartij te vermijden.  

Onze experten staan u hierbij graag bij. 
 

 

Kantoor Sint-Pieters-Leeuw

Kantoor Kortrijk

schrijf u in op onze nieuwsbrief

Wij steunen diverse initiatieven om bij te dragen tot een betere wereld.
Lees meer over onze inzet.